Fuck perfectie

Het stuk dat ze eigenlijk niet had willen posten las ik met kriebels in mijn buik. De scene die ze schetste speelde zich direct voor mijn ogen af en ik voelde de emoties van de hoofdpersoon als een treintje door het landschap van mijn lichaam rijden.
‘Misschien moeten we soms ‘slechte’ stukken van onszelf delen om nieuwe kanten van ons schrijverschap aan te boren.’ Zei ik tegen haar.
Ik schrijf dat soort dingen naar anderen of zeg het hardop, in de hoop dat ik beter naar mezelf ga luisteren.
Dus vandaag, van mij voor jou een stukje uit mijn NietZoSimpelSappige Schrijfarchief.
Fuck perfectie, laten we ‘slechte’ stukken delen, nieuwe kanten van aanboren en de weg ernaartoe met elkaar delen.
Dan wordt het vanzelf een Fabeltastische, Simpelsappige reis. 😉

Luxeverdriet

Tranen komen iedere maand
Ik hoop steeds dat ze van geluk zijn
Maar dat zijn ze nog steeds niet geworden  
Oefening baart kunst zeggen ze
Hoop doet leven zeggen ze

Het is luxeverdriet
Alleen weggelegd voor diegenen 
Die blijven hopen op leven
Die overblijven in het leven
Die niet langer over-leven
Maar weten waar leven over gaat

Het is luxeverdriet
Dat na het tellen van alle zegeningen
Blijft hangen als sluimerbewolking voor de zon
Gefilterde stralen kleuren alles wat matter
Maar geven nog steeds warmte en licht

Het is luxeverdriet
Hoe zwaar het ook voelt,
Ik koester het gewicht
Want iedere maand kunnen huilen om hetzelfde
Is een zegen op zichzelf


PS. Nieuwsgierig ‘het stuk’en de schrijfcollega die me inspireert?
Check hier de Facebookpagina van de Fabeltastische Rellie Telg.

Rije rije rije in een wagentje… (En als je dan niet rije wil, dan draag ik je)

Het zwarte gevaarte staat gestald in de gang.
Tot nu toe heb ik het hardnekkig genegeerd.
Iedere keer dat ik er lang liep, dacht ik diep na over andere dingen, bekeek ik details in de hal of drukte ik weg wat er in me op dreigde te komen.
Ik durf niet.
Ze zeggen dat het maar een paar meter is naar de winkel – het enige wat ik NIET moet doen is door rood lopen
Ze zeggen dat de kinderen vastzitten, dat ik ze heus niet kwijtraak,
Ze zeggen dat er voor alles een eerste keer is, dat ik het heus wel kan, dat ik binnen een kwartier vast terug ben.
Ze kunnen zeggen wat ze willen, maar er is niets dat me geruststelt.
Ik ben te lomp, te onervaren, te nieuw.
Met mijn winterjas aan zie je mijn blauwe uniform niet.
De kinderen lijken niet eens op mij, maar toch ben ik bang.
Bang voor de vertederende blikken op de meisjes in de wagen.
Bang voor het glimlachje van herkenning in het voorbij gaan.
Bang voor het praatje dat kan komen.
Bang voor de vragen die ik niet kan beantwoorden.
Bang voor de reactie van de ander als ik door de mand val.
Bang want ik ben gewoon geen moeder, ik ben alleen maar aan het werk.

We gaan.
Met bibberbenen duw ik het zwarte gevaarte voor me uit, manoeuvreer me langs deuren en poortjes. Het sturen gaat soepeler, de wagen is minder zwaar. Alleen het gewicht op mijn schouders blijft hardnekkig doordrukken.
Als we op straat zijn, zie ik hun hoofdjes.
Een hoofdje met zachte zoutenpeper kleurige pijpenkrullen dat van links naar rechts draait. Een hoofdje met zwart steil haar dat achterover leunt en alles over zich heen laat komen.
Twee hoofdjes die rondkijken, observeren en leren. Die naar mij omhoog kijken om te kijken of ik heb gezien wat zij zagen. Vingertjes die wijzen, een hoge lach en een stemmetje dat mijn naam roept om te checken of ik er nog wel ben.
Ik ben alleen geen moeder, ik ben gewoon aan het werk.
Twee hoofdjes draaien op volle toeren en mijn hoofd staat eindelijk stil.

Kinderloos Compleet

‘Hoeveel kinderen heb je?’
Ik sta bij het aanrecht en peil voorzichtig of de zorgvuldig gekolfde melk op de goede temperatuur is om aan haar baby te geven. Ik glimlach sneller dan ik mijn antwoord vind.
‘Helaas geen.’ Ze deinst een beetje terug, haar ogen worden groot.
‘Oh sorry, je bent zo goed met kinderen, ik ging er vanuit dat je ook moeder was.’
Mijn hart staat open om haar warme woorden te ontvangen.
Het ruwe randje van gemis voel ik bijna niet.
‘Dank je wel!’
De stilte die valt hangt wat ongemakkelijk tussen ons in.
‘Oh, ik weet zeker dat als het juiste moment er is..’
Ze zwijgt weer, draait wat heen en weer op de bank. Als ik naar hen toe kom lopen met de fles in mijn hand, strekt haar baby blij haar armpjes naar me uit. Ik schud glimlachend mijn hoofd en geef de fles aan haar moeder.
‘Volgens mij drink jij het lekkerst bij jouw mama op schoot schat.’
We kijken beiden hoe haar kind met beide handen het flesje vastgrijpt en begint te drinken.
Ik haal mijn schouders om en blijf even staan.
‘Dat juiste moment, wie weet! Tot die tijd heb ik jouw kindje en al haar vriendjes en vriendinnetjes hier om voor te zorgen.’
We kijken elkaar glimlachend aan en niet lang daarna verdwijnt ze met haar dochter door de deur naar buiten. Ik zet de schone vaat in de keukenkast, ruim het laatste speelgoed op en til de stoelen omhoog terwijl ik nadenk over haar woorden.
‘Als het juiste moment er is..’
Wat hebben we lang gewerkt naar het juiste moment. Vroeger, toen we nog dachten dat het leven maakbaar was en geluk was af te dwingen. We hadden een compleet plaatje in ons hoofd en wilde dat helemaal. We fantaseerden over de juiste leeftijd om een gezin te stichten, kochten een huis op de groei en ik paste mijn ambities aan op een baby uiteindelijk niet kwam.

Zij schrijft dat zij compleet is. De mama-blogger met drie dochters durft met zekerheid te zeggen dat ze niet voor een vierde kindje gaan, omdat hun gezin af is. Toch blijft het kriebelen. Ze bespreekt het met andere mama’s die zich ook ‘af’ voelen. Ze zijn blij dat hun kinderwens achter de rug is, dankbaar voor het complete gevoel, maar kijken met heimwee terug op de mooie mijlpalen van hun zwangerschappen en kraamtijd.  
En wij? Wanneer zijn wij dan af? Wanneer ben ik eindelijk compleet?
Mijn hart is blijven breken tot ik het openbrak. Alle plaatjes van compleetheid zijn langzaamaan vervangen door een diepe dankbaarheid voor wat er nu is.
De hoop, de vrees, het verdriet en de verheuging, ze zijn er allemaal.
Nog steeds.
Ik zie ze niet langer als solo artiest, maar als de complete band van verlangen die ze vormen om mijn wens. Soms klinken er liedjes van gemis, andere dagen liedjes van verlangen. Soms dans ik op het ritme van mijn vrijheid en soms overvalt een ballade van bedroefdheid me wanneer ik plots word geconfronteerd met mijn onvervulde wens. Het maakt niet meer uit. Muziek is muziek en ik dans, welke melodie er ook klinkt.

Waar ligt jouw rouw?

‘Waar ligt jouw rouw?’
Ze zit tegenover me op de witte stoel, de bronzen eyeliner omlijst haar sprankelende ogen.
Haar jonge ernst doet me denken aan Vlinder en verraadt dat ze het leven al op haar donkerst heeft gezien. Toch straalt ze nog steeds een mix van onschuld, levenslust en daadkracht uit, zoals ik die wel vaker zie bij jongere mensen.
Haar wijsheid ontroert me. De uitleg die ik telkens weer geef aan anderen, is bij haar overbodig.
‘Ik weet niet waar mijn rouw ligt. Soms ligt het in vroeger, omdat we al zoveel herinneringen hadden kunnen maken. Ik zie zwemdiploma’s, filmpjes van dansvoorstellingen en rouw over mijn leven als moeder dat maar niet begon.
Soms ligt het in het nu, omdat de wereld nu wit is en de mijne een beetje grijs.
Ik zie op social media foto’s van blije kinderen in de sneeuw. Hun rode wangen, natte handschoentjes en een scheve muts. Dan sneeuwt het bij mij een beetje rouw, want mijn kind is er niet om met hen mee te spelen.
En vaker dan ik wil, ligt rouw in later.
Want wie houdt me gezelschap als ik oud ben? Wie staat er aan mijn sterfbed en wie geeft mijn verhalen door?’

Ze knikt.
‘Ik ben ook iets verloren. Zijn komst zou van mij een zus maken, maar ik bleef enig kind.
Ik keek zo naar hem uit, maar hij is nooit gekomen. Hoe draag je iets als het nooit heeft bestaan?’

‘Ik draag mijn kind met een slinger van kleine verdrietjes in een doosje van groot gemis.
Mijn rouw is rauw en er is geen ontsnappen aan.
De groeven die ze achterlaat zijn diep, maar steeds vaker voel ik hoe ze mijn karakter polijst als een diamant. Zonder weerstand is er geen glans en ik leer van haar steeds opnieuw hoe ik kan stralen.
Ik leer hoe ik mijn verdrietjes kan laten overwaaien als regenwolken in een storm.
Mijn wangen worden nog steeds nat, maar blijven dat niet.
Ik leer het verlangen achter mijn gemis weer aan te raken en durf weer te voelen hoe blij ik word van de kinderen om me heen.
Ik leer te kijken voorbij mijn schaamte en mijn ogen niet af te wenden van wat ik zie.
Ik zie mijn hart vol opgepotte liefde dat bijna overloopt van verlangen om te zorgen met zachtheid.
Ik zie mijn diepe wens om weer te spelen, weer te ontdekken en bij te dragen aan het levensverhaal van anderen.
Ik zie mijn verlangen om te verbinden, te delen, om door te geven.
Ik zie het allemaal en het werd tijd om daar iets mee te doen.’
Haar ogen fonkelen me tegemoet.
Ik heb zin om haar hand te pakken, maar ze voelt al zo dichtbij dat dat niet nodig is.

‘Wat ben je dan gaan doen?’
‘Sinds deze week werk ik in de kinderopvang. Ik werk met baby’s, kleine kinderen en tieners.
Iedere werkdag omring ik mezelf met jonge mensen die aan het begin staan van hun eigen verhaal.
Iedere werkdag mag ik werken vanuit de zachtheid waar ik me zo op heb verheugd en mag ik verbinden, delen en doorgeven, zoals ik dat graag wil doen.
Mijn rouw draag ik in mijn hart. Ze breekt me niet langer op, maar open.
Ik heb nog niet gekregen wat ik wil, maar heb wel alles wat ik nodig heb.’

‘Soms is dat precies genoeg.’
Ik kijk haar na wanneer ze wegloopt en glimlach.
Je hoeft elkaar niet te kennen om elkaar te begrijpen.
Soms is één vraag al genoeg.