“Kan ik het wel? Voeg ik daadwerkelijk iets toe aan de wereld? Heb ik wat zinnigs te melden? Heb ik echt talent, of maak ik mezelf wat wijs? Heeft het wel zin?”
Of:
“Geef het gewoon op joh, de wereld heeft al genoeg schrijvers! Wat maakt jou ineens zo speciaal dat je denkt iets toe te kunnen voegen? Het schrijversvak is bijna uitgestorven. Bovendien ben je niet hip en modern genoeg! Niemand zit op jou te wachten!”
Nu ik weer begonnen ben met schrijven, draaien mijn demonen overuren. Ze spuwen zure, negatieve opmerkingen in het rond en ik probeer zo onverstoorbaar mogelijk door te gaan. Kleine stappen, doelbewust en zeker ga ik vooruit. Langzaam en wankel. Soms voel ik hoe de demonen winnen en hoe er een blokkade in mijn hoofd oprijst. Als het schrijven moeizaam verloopt en er technische haken en ogen ontstaan, begin ik te twijfelen. Ik probeer afstand te nemen en bij mezelf te blijven, maar soms wordt ik weggespoeld door alle giftige opmerkingen die in mijn hoofd rondtollen.
“Als ik harder werk, meer verschillende dingen doe op het gebied van schrijven, word ik vast beter!” Uit onzekerheid heb ik de neiging om zoveel mogelijk te verzamelen; kennis, inspiratie, plannen. Terwijl het gaat om doen! Kilometers maken, stretchen van mijn schrijfspieren en soepel worden. Ik ben een beetje stijfjes, na zoveel jaar pauze.
Daarnaast wil ik ook luisteren naar mijn demonen; ze zijn er niet voor niets. Ze herinneren me aan gevoelens die ik liever niet zou ervaren, aan lessen die ik duidelijk nog wil leren. Niet goed genoeg zijn, het toch niet kunnen, moeite hebben met ruimte innemen en een meedogenloos perfectionisme.
Zodra ik ze zie als mijn vijanden, wordt het een taai gevecht, een serieuze strijd. Een strijd waarin ik me vastbijt in mijn dromen, pitbullmodus. Doorploeteren en demonen neersabelen. Het is moeizaam en intens.
Het geeft niets dat zij er zijn. Ik wil ze niet wegsturen, maar naar hen luisteren. Ook zij hebben het beste met mij voor.
Ik pak hun signalen op en doe er iets mee; mediteren, spelen, werken aan vertrouwen. Groeien. Mijn demonen pak ik vast en sus ik in slaap.
Wees maar niet bang, ik heb jullie gehoord. Ik neem jullie serieus en zal voor jullie zorgen.
Rust maar uit, jullie hebben al hard genoeg gewerkt.
Herkenbaar die demonen. En mooi hoe je het omschrijft. Nou, ik kan wel zeggen dat ik onder de indruk ben van je blog.
Ook hier omschrijf je het mooi. De demonen omarmen en vooral lekker doorgroeien. Mooi!
Dank je wel Ellis! Leuk dat je meeleest en berichtjes achterlaat 🙂
Duw die demonen maar in de kast Aca. Laat de woorden stromen. Ze zijn het lezen meer dan waard!
Dank je wel Marjon! Met die demonen heb ik nog een ander plannetje, maar de woorden laat ik zeker stromen 🙂