Kwijt bent u nooit

De jaren vliegen voorbij
De herinneringen vervliegen
Maar kwijt bent u nooit

U zit verstopt in haar handen
Die anderen leiden op het ritme van de muziek
Uw schaduw trekt over zijn hoofd
Waar de haargrens terugloopt en de groeven zich verdiepen
U komt uit zijn mond
Als hij spreekt in eenvoud om de waarheid te ontrafelen
U bent verweven in haar basis
Uw woorden vormden de fundering van haar bestaan
U weerklinkt in zijn stilte
Waarin alles al is gezegd

Kwijt bent u nooit
Uw rozen kleuren nog steeds onze zomers
Uw muziek weerklinkt in onze kamers
Uw geurtje zorgvuldig opgeborgen in onze lades

Kwijt bent u nooit
Uw adviezen lopen als rode draden door ons leven
Vormen de kaders van onze daden
Uw lat ligt er nog steeds
Steeds weer proberen we te voldoen
Ook al bent u er niet meer om te checken
Of het goed is wat we doen

De onmacht van een schrijver (Deel 2)

Nu de wereld even stilstaat,
Staat die van ons op z’n kop
Op Simpelsap de stilte
Om mij heen de storm
Jij bent de mooiste die ik ooit heb gehad
Alsof al mijn creatiekracht is gestold
Tot een bedje voor jou om te groeien

Ik ben geen winnaar
Ook al heeft deze finish twee streepjes,
En zijn er talloze hordes overwonnen
Ook al viel ik vele malen en stond ik nog vaker op
Ik ben geen winnaar

In 96 maanden leerde ik
Blokkades doorbreken
En grenzen herstellen
Boog ik met mijn blote handen
kaders om tot traptreden
Wiebelde ik tussen hoop en vrees
Steeds weer mijn weg naar boven

In 96 maanden
Gooide ik de deur open
Voor alle monsters
Paradeerden ze voorbij,
Bleef ik kijken en werd ik overladen met cadeaus
Schoonde ik mijn kasten op
Gaf ik hun lijken een passend afscheid
Vergoot ik bloed, zweet en tranen
Net zo lang tot al het oude zeer was weggespoeld
Het is eindelijk voorbij

Nu de wereld op adem komt
Houden wij die van ons in,
Staren we ongelovig blij en dankbaar naar klein schermpje
Met de twee belangrijkste lijnen van ons leven
Die de deur open zetten naar ons nieuwe normaal
Mijn lieve kind,
De weg naar jou was lang,
En nu kom je eindelijk naar ons toe

Apa datang dari muka – over vechten en over leven

Hou
je rug recht
Je kin omhoog
Je blik
op de horizon

Mijn opa was een soldaat
Hij zette zijn nu opzij
om te investeren in ons later
Mijn vader ambtenaar
Hij pakte het later van zijn vader
met beide handen aan
En bouwde door
Voor ade
Voor mij

Kalau mau, bisa
Als het niet gaat zoals het moet
Dan moet het maar zoals het gaat

Mijn oma was een carrièrevrouw
De tijd was nog niet toe aan haar ambities
Mijn moeder een praktisch idealist
De wereld was nog niet klaar voor haar visie
Zij gaven me handen, voeten en vleugels
Zodat ik kan grijpen, rennen en vliegen

Stel een doel
Maak een plan
Maju

Maar
Ik val
Best hard
Best vaak
Struikel over beloften die niet zijn nagekomen
Raak verstrikt in heimwee
naar een republiek dat nog steeds vecht voor haar bestaansrecht

Vervlogen dromen drukken op mijn schouders
Misbruikte loyaliteit knaagt aan mijn geweten
En als mijn blik dan donker wordt
Lijkt de horizon verdwenen

Apa datang dari muka
Ga niet aan de kant
Laat je niet kennen
Ga door

Maar als je vuisten steeds zijn gebald
Kan je niets aannemen van een ander
Als het woord altijd je wapen is
Valt er niet meer te praten
Als je jezelf nooit laat kennen
Weet je zelf dan nog wel wie je bent?

Als je steeds maar doorgaat
Voor niemand aan de kant
Als jij je steeds schrap zet
voor alles wat er op je afkomt
Dan loop jij jezelf telkens weer voorbij

Belofte maakt schuld
Sta weer op
Klop het stof van je kleren
Apa datang dari muka
Djangan unduré
Maar schuif jezelf niet opzij

Maju
Terus!
En sta soms even stil
Om van het uitzicht te genieten

Recht je rug
Kijk om je heen
Geniet
Al harde werken van vroeger
Mag nu best wat zachter zijn
Toen moesten zij overleven
Nu
Gaat het over leven
En dat
Is het enige dat we hoeven te doen

Dit column heb ik voor BANGSA geschreven.
Hét Molukse platform dat verbindt en inspireert.
Meer weten over BANGSA?
Klik dan hier om de website te bezoeken.

Van afpellen naar uitpakken

Vroeger.
Toen loyaliteit, vastberadenheid, doorzettingsvermogen en trots
De pilaren waren van onze identiteit.
Toen we anderen lieten bouwen op onze basis,
Gebukt gingen zodat zij boven zichzelf uit konden stijgen.
Vroeger.
Toen we ons lieten verleiden
door de wederkerigheid van kameraadschap en gelijkwaardigheid
die slechts sluiers bleken te zijn om hebberigheid te maskeren.
Vroeger.
Toen alleen daden spraken en woorden altijd tekort schoten.
Toen ze ons opsplitsen
Ons lieten vallen als bakstenen.

Onze pijn is onze wijsheid.
Onze wijsheid zo veelomvattend dat zij niet één taal is te vangen.
Daarom maken wij onze eigen mix.
Maleis, Nederlands en een beetje Engels erbij.
Zo eigen- wijs zijn wij.

Steen voor steen, breken we muurtjes af.
Verbrokkelen we maskers
Laten we ons ware gezicht zien.
Wie zonder zonde is werpe de eerste steen,
Maar wie zegt dat je moet gooien?

Wie moedig is légt die eerste steen.
Durft te bouwen aan vertrouwen,
Zichzelf te laten zien zoals hij is.

Zonder wrijving, geen glans.
Als een Kepala Batu opensplijt zie je de diamant die van binnen uit schittert.
Wie zegt dat koppen moeten rollen?
Trek die stenen onder dat voetstuk vandaan,
bouw die trap, klim omhoog.

Vroeger was van hen,
Nu is van jou.
Steek je nek uit, deel je ambities
struikel over de lat die je zo hoog hebt gelegd,
Zodat je kunt leren op te staan.
Maak je los van steeds hetzelfde liedje
Om de melodie van je eigen hart te ontdekken.
Durf vrij te breken
Te dansen op het ritme van je eigen dromen.
Vind in jezelf wat je altijd in anderen zocht.
Als jij jouw verhaal owned,
wiens erkenning heb je dan nog nodig?
De waarde die je van anderen probeerde te krijgen,
Zal zo jouw eigen-waarde worden.

Ik wens je de woorden,
om de verhalen te vertellen die jij wil laten horen.
Zodat ze in kunnen haken op alle verhalen die aan ons doorgegeven zijn,
Ze trots als één front kunnen blijven groeien.
Het beste van twee werelden in de mix.
Dat zijn wij.
BANGSA

Dit column heb ik voor BANGSA geschreven.
Hét Molukse platform dat verbindt en inspireert.
Meer weten over BANGSA?
Klik dan hier om de website te bezoeken.

De onmacht van een schrijver

In de film weet ik het vaak al te voorspellen.
De schijnbaar kleine aanleiding die leidt naar de alles veranderende plottwist.
Die ene blik, interactie, of handeling die ervoor zorgt dat het treintje richting een happy end in beweging komt. Het hoofdpersonage komt tot een besef, de stukjes vallen op hun plek en het verhaal kan niet anders dan afsluiten met een mooie eindscène. Strikje eromheen en klaar.
Soms hang ik als een helikopter boven mijn eigen leven, probeer ik in alle warrigheid een rode draad te ontdekken. Iedere keer raak ik met mezelf in de knoop.
Ik voorzie kleine, schijnbaar onbenullige dingen van commentaar, beoordeel ze als de voorbode die ervoor zal zorgen dat ons verhaal van ongewenste kinderloosheid eindelijk eindigt met een baby.

Natuurlijk werd ik deze keer ongesteld, na onze reis in Indonesië moest mijn lijf eerst landen, eerst alle emotie en gebeurtenissen verwerken en dan zal ik volgende maand vast…
Als ik deze maand zwanger word, ben ik uitgerekend rond mijn verjaardag. Als ik 33 word op de 22ste, dan zal het kindje komen.
Logisch dat ik nu niet zwanger ben, ik ben ook veel te gestrest na zo’n hectisch jaar. Volgend jaar wordt vast anders..
Kerskindjes, lentebaby’s, zomerkinderen of een baby in de herfst.
In mijn scenario’s heb ik ze allemaal gehad. Ging ik zwanger op vakantie, werd ik zwanger op vakantie, of deden we nog even een laatste trip naar zee voordat de kleine zou komen.
Dit zou de verandering zijn van ons verhaal, ik wist het zeker.
Ik moest eerst even ontgiften, een nieuwe baan, een emotionele horde over, een trauma verwerken, gezonder eten, lichamelijk in balans komen, geestelijk in balans komen, spiritueel in balans komen, de hele balansbullshit loslaten en ‘gewoon leven.’
Hij moest eerst meer balans op zijn werk, deze levensles onder de knie krijgen, meer sporten, meer energie, meer daadkracht, of juist meer rust.
We moesten eerst nog aan onze relatie werken, de tuin doen, naar zijn familie, naar mijn familie, een retraite, meer ruimte in ons leven, meer bewustzijn, minder bewustzijn.
We vinken alle puntjes af, werken alle lijstjes door, zoeken naar nieuwe doelen, taken of voorwaarden om aan te voldoen. 
Alles voor een plottwist, maar ons verhaal blijft onveranderd.

Wij zijn 93 maanden en meer dan honderd scenario’s verder.
De baby’s die tegelijkertijd met mijn kinderwens werden geboren, gaan naar school en halen hun zwemdiploma’s. Complete gezinnen zijn er in die tijd gevormd, complete huwelijken en relaties zijn gestrand.
Een streepje, blijft een streepje.
Waar eerst hoop en wanhoop was, is er nu niets.
De scenario’s sterven langzaam uit, mijn helikopter blijft steeds vaker aan de grond staan.
De Grote Leegte die op me af denderde als ik dacht aan een later met z’n tweeën, verandert steeds meer in De Grote Opluchting.
Geen hoop, geen testen, geen scenario’s, geen kinderen.
Gewoon dit, gewoon wij.
Genieten van elkaar, onze relatie, onze vrijheid en onze levensstijl.
Verdiept en verbonden door het verdriet dat er nog steeds doorheen golft, dat er altijd doorheen zal golven. Soms kabbelend, soms heftig als een tsunami.

Nou, als dit geen voorbode is van een plottwist, dan weet ik het ook niet meer.

De deur deel 2

Iedere eerste week van november krabt verdriet aan mijn deur, zachtjes maar beslist.
Als een koppige kater die binnengelaten wil worden na een wilde nacht op straat.
Ik wil niet opendoen.
Ik wil het niet weten.
Ik wil de jaren niet tellen.

Wie ben ik om verdriet te hebben?
Wie ben ik om jou te missen?
Ik voelde me schuldig om mijn tranen, beschaamd om mijn verdriet.
Wij zagen elkaar al jaren niet meer, maar toch hoor je bij mij.
Achteloos ging ik ervan uit dat onze wegen elkaar wel weer zouden kruisen, wij elkaar wel weer zouden zien. Jij moest de liefde van mijn leven nog keuren, ik wilde jouw nieuwe trots bewonderen en misschien zou ik zelfs durven instappen en een rondje met je rijden.
Maar dat alles was voor later, nu waren we druk met andere dingen.
En toen hield jouw later op.
Tolde mijn nu om haar as omdat ik niet kon bevatten dat jouw weg kon doodlopen zonder het mijne ooit nog te kruisen.

Weet je nog, vroeger op de fiets?
Jij bij mij achterop –jij was de enige jongen die dat mocht – en hoe je me altijd aanspoorde om sneller te fietsen?
Mijn tempo schoot jammerlijk tekort bij de snelheid van jou plannen.
Ruilen deden we niet, jij was te lui om te fietsen, ik te bang om bij jou achterop te zitten.

Ik kom niet meer in jouw straat.
Onze vriendin is verhuisd en begint een nieuw leven.
Ik ben nog steeds geen moeder, maar heb iedere dag acht kinderen.
In de wildebrassen en druktemakers zie ik een beetje van jou.
Voor hen is mijn hart een beetje zachter, mijn geduld een beetje meer.
Bij mij mogen zij wel achterop.

Vroeger was ik een jaar ouder dan jij.
Nu elf.
Het blijft soms echt niets aan zonder jou.

Afgaan en opklimmen

‘Eh! Eh! Eh!’


Ze staat onderaan de heuvel.
Haar lichtroze jasje heeft zwarte vegen en haar blonde haren zijn aan haar wangen geplakt. De woorden zijn er niet, maar de boodschap komt luid en duidelijk over. Ik zucht.
Zo gaat het al de hele dag.
Als ze de pop niet aangekleed krijgt, als haar stoel aangeschoven moet worden, als ze haar schoenen niet uitkrijgt of haar jas niet aan..één geluidje van haar is genoeg om mij in beweging te dwingen.

‘EH! EH! EH!’
Ik heb de pop aangekleed, de stoel aangeschoven, haar schoenen uitgetrokken en haar jas aan.
Ik antwoordde haar lief, geduldig, kortaf, of niet, maar deed telkens wat ze wilde.
Deze keer probeer ik haar te negeren.
Ik doe een dappere poging om me op de andere kinderen te concentreren, maar binnenin begint het te kriebelen. Gevoelens van ergernis krabben zacht maar zeker de zorgvuldig geplamuurde glimlach van mijn gezicht af.
Haar bleke gezichtje is vuurrood aangelopen, haar handjes zijn tot vuistjes gebald, ze trilt.
De eerste keer hield ze de verkeerde kant van de reling vast en kon ze de weg niet vinden.
De tweede keer verloor ze haar evenwicht en rolde ze de helling af.
De derde keer liepen twee enthousiaste klasgenootjes haar pardoes omver.

‘EH! EH! EH!’
Ik kijk naar mijn voeten, draai de punten van mijn schoenen nog wat verder de aarde in. Koppig probeer ik haar aanhoudend gedrein te negeren en ik dwing mezelf te genieten van de zachte zonnestralen op mijn gezicht.
Het lukt niet.
Zij staat te stampvoeten en in mijn hoofd buitelen de gedachten over elkaar heen.
‘Kind ga in vredesnaam iets anders doen. Je ziet zelf toch ook wel dat het je niet lukt. Je bent nog veel te klein om zo hoog te klimmen! Pas op, dalijk val je weer naar beneden! En wat zullen je ouders wel niet denken als je zo vies en huilerig naar huis gaat straks?!’
Ik zucht nog eens.  
Wat ik ook doe, wat ik ook het zeg, het kan haar toch niets schelen.

‘EH! EH! EH!’
Het kan haar niet schelen dat haar al drie keer niet is gelukt.
Ze kan eens niet tellen.
Het kan haar niet schelen dat haar leeftijdsgenootjes moeiteloos hun weg naar boven weten te vinden.
Ze ziet hen niet eens klimmen.
Het kan haar niet schelen dat andere kinderen haar hebben zien vallen of struikelen.
Onderweg naar boven is ze toch alleen met zichzelf bezig.
De zon trekt weg en ik voel kleine druppels op mijn haren vallen.
Ze blijft staan, blijft naar me kijken en blijft stampvoeten.
Even kom ik in de verleiding om haar op te pakken en ver van de glijbaan weer neer te zetten.
Haar toe te snauwen dat ik he-le-maal GEK word van haar ge-EH,  dat ze die helling helemaal niet op kan, dat ze niet zo moet drammen en beter iets anders kan bedenken om te doen.
Hoe vaak heb ik mijn fouten geteld en mezelf afgesnauwd dat ik het niet kan?
Hoe vaak heb ik mezelf vergeleken met anderen en mezelf verweten dat ik niet zo moet drammen?
Hoe vaak heb ik me geschaamd omdat ik dacht dat anderen naar me keken als ik onderuit ging?
En hoe vaak heb ik van mezelf geëist dat ik beter iets anders kon bedenken om te doen?

‘EH! EH! EH!’
Ik pak haar niet op, ik snauw haar niet af. Ik kijk alleen naar haar.
Een stampvoetend minimeisje onderaan de heuvel dat weigert op te geven tot ze van de glijbaan kan. Als ik naar haar toe loop, grijpt haar zanderige handje meteen de mijne vast. 
Samen stijgen we op. Zij naar glijbaan, ik boven mezelf uit.
Zij giechelt, ik lach.
‘Wie het eerst beneden is!’

Kleur bekennen

De kastdeur die ik al zolang verborgen probeer te houden, opent.
Woorden kriebelen aan de randen, vinden de kier in het kozijn en wiebelen tot het loskomt.
Langzaam vind het licht zich een weg naar binnen, de stofjes dansen in het zachte schijnsel.
Hier is het kerkhof van de woorden die ik heb weggedrukt.
Hier liggen de herinneringen begraven die ik nooit heb gewild.
Hier staan schuld en schaamte zij aan zij, verbroederd met taboe en teleurstelling blokkeren zij de deur, die ik afsluit met een lach en een knik.

Zij gaan dit ontkennen.
Zij willen het niet weten.
Zij kunnen het niet begrijpen.
Zij zullen me hierop afrekenen.

Als ik opendoe, zullen zij de ruimte bestormen en toe-eigenen.
Zal ook dit hoekje in mijn hoofd gebogen moeten worden, zodat het kan opgaan in de afgeronde som der delen die nog steeds na al die jaren in hun voordeel werkt. Dus ik lach lief en ik knik kort.
De deur blijft verborgen.

White gaze
White Supremacy
White fragility
White guilt

De woorden ontrafelen patronen die ik het liefste niet wil zien.
Het is te heftig, te wreed, te allesomvattend, te normaal.
Ik kijk niet weg, maar druk weg.

Doe niet zo gevoelig
Ach, je wéét toch wat ik bedoel?
Of je nou zwart, wit, geel, rood of pimpelpaars bent
Wij zijn allemaal mensen


Ik masseer de spanning zachtjes uit de zinnen, zodat mijn gezicht weer zacht en soepel word en ik weer lief kan lachen.
 De plooien weer even gladgestreken, de boosheid weer even uitgesteld.
Maar het knaagt aan me en vreet me op.
De gesplitste manier van denken.
Het trippelen op eierschalen om blauwe plekken op witte blazoenen te voorkomen.  
Het draaien en dansen in de dramadriehoek die deze giftige patronen blijft voeden, dienen en versterken.

Het ontkennen en aanvallen
Het gaslighten
Het entitlement
Het verdelen en het heersen

De woede en het onrecht borrelen, bereiken steeds nét niet hun kookpunt.
Het verdriet en de kwetsbaarheid die daaronder schuilen kan ik nog steeds niet aanraken.

Mijn deur is open. Op een kiertje, maar toch.
Ik veeg de stofvlokken van mijn kastdeur af, wrik aan het bordje aan de deur. ‘Coloured people only’
Het is tijd om open te breken.

Zelfzorg in een flesje

Als de druppel eindelijk mijn emmertje doet overlopen, gooi ik er gewoon even een stootkuur in.
Vroeg naar bed, extra vitaminen en gezond eten.
Ik stapel goede gewoontes in razend tempo als zandzakken langs de dijk in de hoop dat hij het zal houden.
Vaak kom ik met de schrik vrij. De schade blijft beperkt tot een bescheiden poeltje van bloed en zweet en het tranendal dat volgt is zo opgedweild.
Twee keer ging het écht mis.
De golven waren zo hoog als flatgebouwen, zwiepten mijn haastig opgestapelde gewoontes omver en zorgden voor kortsluiting in mijn hoofd. De vonken van mijn levenslust en passie sisten na terwijl de golven elkaar bleven opvolgen en ik misselijk van alle draaikolken mezelf liet meevoeren in een zoute stroom van tranen.
Er zat niet anders op dan te wachten tot de storm weer ging liggen, om vervolgens de brokstukken bij elkaar te rapen en opnieuw te beginnen met bouwen.

Zeven jaar geleden ging ik met pensioen.
Ik liet mijn reddingsbootje leeglopen, hing het aan de wilgen en besloot dat ik mijn eigen vuurtoren wilde zijn. Ik wilde stralen, mijn licht laten schijnen voor mezelf en voor anderen.
Steentje voor steentje begon ik te bouwen, maar nog steeds blaas ik mijn reddingsbootje nog veel te vaak nieuw leven in. 
Ik deel mijn aandacht en energie met anderen alsof ik kan putten uit een bron die nooit opdroogt. Rijkelijk schenk ik andermans harten en hoofden vol en bewaar de kliekjes voor mijn eigen kopje.
En als ik dan, uitgedroogd en uitgeput beteuterd naar de bodem van mijn kopje loer, wil ik dat iemand anders even voor me bijschenkt.
NU graag en met overgave alsjeblieft!
Als ik niet dan niet op mijn wenken bediend word, word ik boos en wrokkig.
Ga ik mopperen en mauwen, voel ik me zielig en alleen.
Maar wie heeft het hele serviesgoed van haar omgeving voorzien van Simpelsap, terwijl haar eigen kopje in de kast bleef staan?
AcaMina natuurlijk!

You can’t pour from an empty cup
Ik zie deze quote al jaren voorbij komen, maar afgelopen week, na een intensieve sessie beteuterd naar mijn eigen kopje kijken, viel het kwartje pas. Mijn eigen kop moet voorop, ik moet éérst voor mezelf zorgen! (Duh!)
Niet uit noodzaak, niet omdat de dijken bijna breken en er een stapel zandzakken tegenaan geklapt moeten worden, maar uit liefde voor mezelf en het leven.
Gewoon, omdat ik blij wordt van yoga in mijn pyjama, ochtendschrijven en kleurrijk eten. Dus dat ben ik weer gaan doen.  
Uit mijn bed op de yogamat rollen, daarna ochtendschrijven met een kopje thee en van elke maaltijd een kleurrijk feestje maken.
Zo word mijn leven weer simpel en sappig ?
Ik heb meer energie, ben vrolijker en geniet van de kinderen op mijn werk en de mensen om me heen. Ik voel meer rust en vertrouwen om met aandacht de dingen te doen die ik belangrijk vind en zie hoe ogenschijnlijk toevallige gebeurtenissen zich vanzelf aan elkaar rijgen tot een rode draad die ik wil gaan volgen.
Om mijn inzichten te ankeren, maakte ik voor mezelf “Zelfzorg in een flesje. “
Een visuele reminder dat ik mijn eigen kop voorop mag zetten en dat de liefde voor mezelf als de oceaan is.

Self love is an ocean and your heart is a vessel.
Make it full, and any excess will spill over into the lives of the people you hold dear. But you must come first. – Beau Taplin

Benieuwd naar wat er precies in mijn zelfzorg in een flesje zit?
Check mijn Facebook of Instagram voor het recept.

Fuck perfectie

Het stuk dat ze eigenlijk niet had willen posten las ik met kriebels in mijn buik. De scene die ze schetste speelde zich direct voor mijn ogen af en ik voelde de emoties van de hoofdpersoon als een treintje door het landschap van mijn lichaam rijden.
‘Misschien moeten we soms ‘slechte’ stukken van onszelf delen om nieuwe kanten van ons schrijverschap aan te boren.’ Zei ik tegen haar.
Ik schrijf dat soort dingen naar anderen of zeg het hardop, in de hoop dat ik beter naar mezelf ga luisteren.
Dus vandaag, van mij voor jou een stukje uit mijn NietZoSimpelSappige Schrijfarchief.
Fuck perfectie, laten we ‘slechte’ stukken delen, nieuwe kanten van aanboren en de weg ernaartoe met elkaar delen.
Dan wordt het vanzelf een Fabeltastische, Simpelsappige reis. 😉

Luxeverdriet

Tranen komen iedere maand
Ik hoop steeds dat ze van geluk zijn
Maar dat zijn ze nog steeds niet geworden  
Oefening baart kunst zeggen ze
Hoop doet leven zeggen ze

Het is luxeverdriet
Alleen weggelegd voor diegenen 
Die blijven hopen op leven
Die overblijven in het leven
Die niet langer over-leven
Maar weten waar leven over gaat

Het is luxeverdriet
Dat na het tellen van alle zegeningen
Blijft hangen als sluimerbewolking voor de zon
Gefilterde stralen kleuren alles wat matter
Maar geven nog steeds warmte en licht

Het is luxeverdriet
Hoe zwaar het ook voelt,
Ik koester het gewicht
Want iedere maand kunnen huilen om hetzelfde
Is een zegen op zichzelf


PS. Nieuwsgierig ‘het stuk’en de schrijfcollega die me inspireert?
Check hier de Facebookpagina van de Fabeltastische Rellie Telg.